De gewijzigde box 3-heffing biedt onvoldoende rechtsherstel. Er is nog steeds sprake van schending van het discriminatieverbod en eigendomsrecht. Dat concludeert de Advocaat-Generaal (de adviseur van de Hoge Raad, kortheidshalve AG) in de lopende procedure over de box 3-heffing over laagrenderend vermogen. De box 3-heffing werd aangepast nadat de Hoge Raad in het zogenaamde Kerstarrest eind 2021 een streep haalde door de toenmalige wetgeving (zie ons artikel 'Wat verandert er in box 3'). De gedane aanpassingen bieden met name soelaas voor spaarders. Voor het overig vermogen geldt echter nog steeds een hoog belast forfaitair rendement (6,17% in 2023). Voor velen is het gehanteerde forfaitaire rendement hoger dan het werkelijke rendement (zie ook het artikel 'Box 3: is 6,17% te hoog?'). AG Wattel concludeert dat 'de Herstelwet systemisch rechtsherstel onthoudt aan ondergemiddeld fortuinlijke beleggers en nog steeds fortuinlijke beleggers privilegieert'. De AG vindt dat beter aangesloten moet worden bij het werkelijke individuele nettorendement. Een tegenbewijsregeling lijkt dan onontkoombaar, aldus de AG. De AG geeft de Hoge Raad daarbij wel in overweging om een tolerantiemarge tussen werkelijk en wettelijke rendement te bepalen. Als het feitelijk rendement buiten deze marge valt moet heffing in box 3 plaatsvinden op basis van het werkelijke rendement.
De conclusie van de AG (ECLI:NL:PHR:2023:655) is te vinden op www.rechtspraak.nl. Het is nu afwachten of de Hoge Raad deze conclusie volgt. De verwachting is dat de Hoge Raad over 6 maanden uitspraak doet. Pas daarna zal de Belastingdienst verder gaan met het opleggen van definitieve aanslagen (2021 en 2022) en het afhandelen van bezwaarschriften tegen de box 3-heffing bij mensen die meer hebben dan alleen banktegoeden. Als de Hoge Raad de AG volgt, betekent dat ook een streep door de box 3-heffing die tot 2027 zou gelden. En dan kunnen het ministerie van Financiën en de politiek weer opnieuw aan de slag met dit dossier.