Marjolein woont en werkt in Eindhoven. Voor haar werk bezocht zij in 2023 een symposium in Utrecht. Zij koos ervoor de auto te pakken. Het evenement begon om 10:30 uur, zodat ze verwachtte buiten de gebruikelijke file op de A2 te blijven. De afstand heen en weer was 190 km. Aan brandstof was ze zo'n €25 kwijt. Daarnaast waren er natuurlijk nog de kosten van (banden)slijtage en beurten, zodat de rit haar in totaal €40 kostte. Bij het doen van de aangifte inkomstenbelasting vroeg zij zich af of ze deze kosten kon aftrekken.
Na enig speurwerk bleek dat helaas niet het geval. Werknemers kunnen zakelijke kosten die zij voor hun baan maken niet aftrekken. Er is één uitzondering: de aftrek van per openbaar vervoer afgelegd woon-werkverkeer.
De kostenaftrek van werknemers is per 1990 geschrapt. Daarvoor was het niet ongebruikelijk dat een gymleraar de kosten van een werkkamer in zijn woning opvoerde in zijn aangifte. Hij stelde dat hij daar zijn lessen voorbereidde. Menig godsdienstleraar is vroeger met een bijdrage van fiscus op excursie naar Israël geweest. De gedachte achter deze wetswijziging was dat als de kosten echt noodzakelijk zijn, de werkgever ze wel zou vergoeden. Marjolein heeft echter een werkgever die dat niet doet. De kosten van de symposium heeft hij wel voor zijn rekening genomen, maar de reiskosten moest ze zelf maar betalen. Niet zo fijn voor Marjolein. Ze koopt trouwens privé ook boeken om haar werk beter te kunnen doen. Ook deze kosten moet ze helemaal zelf betalen. Als de werkgever de reiskosten wel had vergoed, zou hij gebonden zijn aan de wettelijk voorgeschreven 21 cent per kilometer (2023, 23 cent in 2024).