Geluk is beter dan ongeluk, vinden we. En vrolijkheid beter dan chagrijn. Toch heeft blijheid een keerzijde, blijkt uit decennialang onderzoek van de Australische sociaalpsycholoog Joseph Paul Forges. Mensen met een goed humeur zijn gemiddeld genomen goedgeloviger. Nou en..., denk je nu misschien. Maar het probleem is dat een goede stemming eenvoudig bij iemand op te roepen is, bijvoorbeeld met een compliment, een glimlach of een geestig filmpje. Daarna stemmen mensen vaker in met van alles, of het nu gaat om een afgeprijsde jas of een te duur vakantieparkchalet. Deze onkritische neiging noemen wetenschappers bullshit-ontvankelijkheid. De term komt uit het essay On bullshit van de Amerikaanse emeritus-hoogleraar filosofie Harry G. Frankfurt.
Frankfurt definieert bullshit (kletspraat) als: uitspraken – waar dan wel onwaar – die bedoeld zijn om iemand te overreden. Een stofzuigerverkoper jokt bijvoorbeeld: ‘Hij is geweldig. Ik heb hem zelf ook.’ Een aanbieder van vastgoedobligaties blaat: ‘Uw rendement beloopt al snel 8 procent of meer per jaar.’ Of een website over bitcoins raaskalt: ‘Bitcoin is gedekt door glasheldere wiskundige principes en de kracht van cryptografie. Dat is een stuk betrouwbaarder dan garanties van banken en overheden.’
Bullshit of kletspraat is iets anders dan een leugen. Een leugenaar, zoals een oplichter, kent de waarheid en probeert zijn slachtoffers daarvan weg te houden. Maar een bullshitter heeft niks met waarheid en onwaarheid. Het gaat hem om verdienen aan stofzuigers, crypto’s, huizen, grond, opties, buitenlands onroerend goed, valuta of cursussen om rijk te worden. Dankzij de digitale revolutie verspreidt kletspraat zich – al dan niet via dik verdienende influencers – sneller dan ooit, waarna het zich als een waarheid kan nestelen in de hoofden van argelozen. Ja, juist in de breinen van hoogopgeleiden, want die blijken een bovengemiddeld vertrouwen in het eigen oordeel te hebben. En vaker een hoger inkomen, waardoor er juist bij hen door bullshitters wat te halen valt.