Bij de belastingheffing in box 3 wordt geen rekening gehouden met de inflatie. Dat is gunstig voor de schatkist. Ook de hypotheekrenteaftrek wordt niet gecorrigeerd met inflatie. Dat is ongunstig voor de schatkist. De ene belastingbetaler wordt geofferd voor de andere.
De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Dat zou in de fiscaliteit ook zo moeten zijn. De belastingheffing over vermogensinkomsten voldoet echter niet aan dit zogenoemde draagkrachtbeginsel. Dat komt doordat belasting wordt geheven over inflatie. Dat wil zeggen, over voordelen die geen echte draagkracht opleveren.
Ik ga je wat berekeningen voorschotelen. Voor die berekeningen ga ik uit van een rendement van 3% en een inflatie van 2,5%. Die 3% is wat je momenteel maximaal op eenjarige spaardeposito’s kunt krijgen. Ik loop vooruit op de Wet werkelijk rendement, die volgens de laatste berichten in 2028 in werking moet treden. Die 3%, zijnde het werkelijke rendement, zal dan worden belast. Bij een tarief van 36% over dat rendement blijft er netto 1,92% over. Dat is minder dan de inflatie. Na aftrek van de 2,5% inflatie gaat de spaarder het jaar uit met een droevig negatief rendement van 0,58% (1). Hij moet zijn vermogen opeten om de fiscus te kunnen betalen. De Hoge Raad vond de huidige box 3-heffing in strijd met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het recht op ongestoord eigendom wordt geschonden. Dat ging overigens niet over de inflatie. Ook zonder daarmee rekening te houden vond onze hoogste rechter box 3 al fout. Onze hoogste rechter liet zich inspireren door het Europese Hof van Justitie, dat over soortgelijke gevallen arresten had gewezen. Ik heb de indruk dat de Europese rechter nominaal toetst en dus geen rekening houdt met inflatie, zodat deze schending van het eigendomsrecht door de juridische beugel kan. De banale werkelijkheid is dat de wetgever geen inflatiecorrectie wil vanwege de lagere opbrengst voor de schatkist.