In de naoorlogse jaren vijftig had een gezin één kostwinner, één pensioenfonds, één telefoonmaatschappij, één verzekeraar en één kolenkachel, waar de hele meute zich ’s avonds kleumend rond schaarde. Maar je miste niks, want ook de buren leefden zo. En je had overzicht, want lenen voor consumptie was taboe en elke uitgave stond in het huishoudboekje. Die eenvoud is ver te zoeken in de huidige markt- en verleidingseconomie, waarin banken, pretparken, cosmetisch chirurgen, reisbureaus, keukenkampioenen, woonwarenhuizen, autodealers en talloze anderen je 24/7 verleiden om je geld te laten rollen.
Daarom piekeren we vaker dan ooit over prijzen, woonlasten, belastingen of spaarrentes. En over rekensommen als: Moet ik aflossen, sparen of beleggen? Hoeveel belasting krijg ik terug? Wat kan ik bij lenen met behoud van de hypotheekrenteaftrek (bijleenregeling). Hoe bereken ik mijn kinderopvangtoeslag, studiefinanciering, alimentatie of AOW-leeftijd? Hoe bespaar ik op verzekeringen, mobiel bellen en energiekosten? Hoeveel mag ik fiscaal aftrekbaar pensioensparen? Of welke bijtelling heeft mijn auto van de zaak?
Wat doe jij bij financiële vragen? Ga je, zoals de meeste mensen, eerst ‘even googelen’? Dat kan wat inzicht geven, maar ook levensgevaarlijk zijn. Want het internet is van de hoogste bieder: adverteerders en digitale slimmeriken zitten op de eerste rang. Dat maakt het web een slangenkuil voor wie betrouwbare financiële hulp en informatie zoekt. Naast integere bronnen wemelt het er van de nep-vergelijkers, sluikreclameblogs, gekleurde informatie en zelfs oplichtingssites. Wie googelt op ‘toeslag aanvragen’ kan bijvoorbeeld verdwalen op toeslagenaanvragen.net, dat je dik laat betalen voor een gratis dienst.