Veel financiële zaken kun je prima zelf regelen, zonder adviseur en tegen lage kosten. Elk nummer geeft Kapé Breukelaar je praktische financiële Doe-Het-Zelf tips.
Tekst: Kapé Breukelaar
Met het oplopen van het fictieve rendement over beleggingen in box 3 wordt het steeds aantrekkelijker om te kijken naar alternatieven. In het verleden schreven we al regelmatig over de Spaar-BV waarmee laag renderend vermogen in box 2 gestald kon worden. Ook vermogen parkeren in box 1 kwam al een keer voorbij in de vorm van een extra aflossing op de hypotheek. Voor velen is er nog een ander aantrekkelijk alternatief: het stallen van beleggingsvermogen in box 1 via een lijfrente. De Wet Toekomst Pensioenen uit 2023 heeft die mogelijkheden fors verruimd. Daarbij ligt een dubbel fiscaal voordeel voor het grijpen.
Goed fiscaal rendement
Voor een lijfrente is de inleg (binnen bepaalde grenzen) aftrekbaar in box 1. Die aftrek kan een fors fiscaal rendement opleveren. De premie is nu aftrekbaar tegen jouw huidige box 1-tarief. Daarmee is het belastingvoordeel tussen de 35,82% en 49,5%. Ontvang je de uitkering nadat je AOW-gerechtigd bent geworden, dan reken je tegen die tijd waarschijnlijk af tegen een veel lager tarief in box 1. Wie €10.000 inlegt, en die inleg nu kan aftrekken tegen 49,5% inkomstenbelasting, heeft netto €5.050 geïnvesteerd. We gaan ervan uit dat de lijfrente gaat uitkeren nadat je AOW-gerechtigd bent. Valt het inkomen dan in de laagste schijf van box 1 (17,92% + 5,26% bijdrage ZVW)? Dan ontvang je netto €7.682. Dat is ruim 52% meer dan de netto inleg. Het beleggingsrendement gedurende de looptijd komt daar nog bij. Wij hanteren als vuistregel om het inkomen met een lijfrente aan te vullen tot maximaal €40.000. Daarboven is door de heffingskortingen vaak geen belastingvoordeel in box 1 te behalen.
Je bent bijna een dief van je eigen portemonnee als je géén lijfrente afsluit
Dubbel rendement
Het 2e voordeel is dat dit ‘lijfrentepotje’ buiten de grondslag van box 3 valt. Wat je inlegt in de lijfrente telt immers niet meer mee als belastbaar vermogen in box 3. Zit je al boven de vrijstelling in box 3 en ga je beleggen, dan is het voordeel zomaar 2% per jaar. Ik reken het je voor. Stel dat je geen lijfrente neemt van bruto €10.000, maar het nettobedrag van €5.050 gaat beleggen in aandelen in box 3. Bij 8% bruto rendement houd je na belasting 6% rendement over. In 20 jaar tijd groeit jouw beleggingspot naar €16.200 netto. Wie kiest voor een lijfrentestorting van €10.000 bruto met 8% aandelenrendement eindigt na 20 jaar met €46.600 bruto kapitaal. Komt dat opgebouwde kapitaal vrij in de laagste belastingschijf als AOW’er dan houd je €35.800 netto over. Dat is dus meer dan het dubbele van het box 3-alternatief. Zelfs als je als AOW-gerechtigde een hoog pensioen hebt, en in de 49,5% schijf valt in box 1, is de netto-opbrengst nog €23.500. Ook dan heb je dus nog een plus van 45% versus de box 3-belegging.
Veel voordelen, 1 nadeel
Het bedrag dat je jaarlijks mag storten in een lijfrente wordt jaarruimte genoemd. Hoeveel die is, hangt af van jouw inkomen van vorig jaar en jouw pensioenopbouw. Het maximum aan jaarruimte is €35.798. Die ruimte is weggelegd voor wie geen pensioen opbouwt en meer dan €137.800 aan inkomen had in het vorige jaar. Extra aftrek is nog te vinden in de reserveringsruimte waarmee je niet benutte jaarruimte van eerdere jaren kunt inhalen. Op de website van de Belastingdienst staat daarvoor een handige calculator. Het nadeel van een lijfrente is dat je geld ook echt vast zit en vrij moeten komen als periodieke uitkering. Blijf dus voldoende flexibel en zorg voor een gezonde mix van beleggingspotjes.
K.P. Breukelaar is financieel expert en mede-eigenaar van FiscAlert
Doe-Het-Zelf-tips
Ben je ook een Doe-Het-Zelver en heb je een waardevolle tip die je wilt delen? Laat het ons weten via [email protected]