Bent u ‘bevoorrecht’ met het bezit van een woekerpolis? Dan moet u gaan nadenken over de te nemen stappen. De woekerpoliscompensatie is op z’n zachtst gezegd minimaal. Maar wat zijn de alternatieven?
Tekst: Kapé Breukelaar
Door de snelle stijging van de aandelenkoersen in de jaren ’90 werden ze zeer populair, ten koste van de klassieke kapitaalverzekering met gegarandeerd rendement: de beleggingsverzekeringen. Want wie wil er nou niet beleggen met een verwacht rendement van 10 procent of meer per jaar? Weg met al die stoffige spaarproducten met een rendement van nauwelijks de helft. Nederland viel massaal voor deze loterij zonder nieten. Meestal waren de polissen bestemd voor het aflossen van een hypotheek of het opbouwen van extra kapitaal voor de oude dag (de ‘lijfrentepolis’). Door de hoge voorgespiegelde rendementen dachten consumenten met een lagere inleg hetzelfde eindkapitaal te kunnen opbouwen.
En in theorie kon het best werken, want de gemiddelde rendementen op aandelen en zelfs obligaties zijn hoger dan de bankrentes. Maar in de praktijk bleek het verschil tussen het bruto rendement (vóór kosten) en netto rendement (nà kosten) vaak zo groot, dat het uiteindelijk opgebouwde kapitaal erg mager en in sommige gevallen zelfs minder dan de inleg is. Dat zoiets kon gebeuren, was door de verzekeraars nooit aan de grote klok gehangen.
Op 14 oktober 2005 werd Aegon gedagvaard door de stichting Koersplandewegkwijt. De stichting vertegenwoordigde een groep ontevreden klanten van Aegon-dochter Spaarbeleg en de dagvaarding zou het startsein worden van wat we nu kennen als ‘woekerpolisaffaire’. In 2006 werd geleidelijk duidelijk dat veel meer ‘nette’ verzekeraars de gewoonte hadden veel meer kosten in te houden dan van tevoren was aangegeven. Dat was dan ook de reden dat eind 2006 Koersplandewegkwijt en de in hun kielzog opgerichte stichtingen Verliespolis en Woekerpolisclaim tezamen om en nabij de 200.000 gedupeerden vertegenwoordigden.
Een en ander ging uiteraard niet onopgemerkt voorbij. De verontwaardigde geluiden klonken door in alle lagen van de samenleving en leidden tot een officieel onderzoek naar de kosten van beleggingsverzekeringen. Hoewel het onderzoek incompleet was en slechts terugging tot 1995, waren de uitkomsten schokkend genoeg: sommige producten bleken meer dan 4 procent aan kosten te rekenen. Niet over de inleg, maar jaarlijks over het in de polis opgebouwde kapitaal. Uiteindelijk kwam financieel ombudsman Jan Wolter Wabeke in maart 2008 met een aanbeveling, die door Delta Lloyd als eerste werd vertaald in een ‘woekerpolisakkoord’. Andere verzekeraars volgden schoorvoetend en spraken ook met hun klanten af dat ze zouden worden gecompenseerd.