In de roman De speler van Fjodor Dostojevski raakt de huisonderwijzer Alexj Iwanowitsj verslingerd aan het roulettespel. Op een dag wint hij een vermogen, maar dat jaagt hij er in Parijs bliksemsnel doorheen. Daarna gaat Iwanowitsj gokkend en sappelend door het leven. Datzelfde gold trouwens voor zijn schepper – Dostojevski – die een fervent casinoklant was. Hij geloofde dat hij een systeem had ontdekt om winst uit het roulettespel te halen. Dit soort wensdenken zie je vaker bij gokkers. Natuurlijk, soms wint iemand een megaprijs. Maar bij een zuiver kansspel, zoals op een roulettetafel zonder afwijkingen, is winst altijd toevallig.
Per saldo kosten kansspelen je gewoon geld. Al onze loterijen, casino’s en aanbieders van sportweddenschappen en kansspelautomaten verdienen samen jaarlijks miljarden euro’s aan hun klanten. Een bedrag om over te wikken en te wegen, zou je zeggen. Maar dat doen gokkers liever niet. Hun liefde voor het spel gaat doorgaans samen met een gebrekkige kennis van statistiek en gedragswetenschap. Dat maakt ze vatbaar voor een aantal psychologische missers die onder kansspelers wijd zijn verbreid.
Zo denken veel roulettespelers dat de kans op rood stijgt als de kogel al een aantal keren op zwart is gevallen. Deze misvatting heet het gokkersbedrog. Want in werkelijkheid is de kans op rood of zwart bij elke spelronde even groot, namelijk 18/37, al speel je door tot in de oneindigheid.