Artikelen

13 vragen over het nieuwe pensioenstelsel

13 vragen over het nieuwe pensioenstelsel

Het nieuwe pensioenstelsel, dat op 30 mei jongstleden is aangenomen door de Eerste Kamer, zorgt voor onrust. Dat merkt ook onze Adviesservice. We maakten een overzicht van de vragen die onze lezers het meeste bezighielden de afgelopen tijd en lieten deze beantwoorden door financieel expert Ramón Wernsen. 

Tekst: Ramón Wernsen

1. Wat houdt de nieuwe pensioenwet in?

De belofte van een vaste pensioenuitkering verdwijnt. In het nieuwe stelsel is de hoogte van de rente minder van belang. De resultaten van de beleggingen worden belangrijker. Daardoor is er eerder ruimte voor een verhoging van de pensioenen. De uitkeringen gaan meebewegen met de economische ontwikkelingen. Als het goed gaat met de economie, dan groeit het verwachte pensioen. Ook gepensioneerden profiteren daarvan. Maar pensioenen worden lager als het economisch slechter gaat. Het pensioen wordt dus beweeglijker. Als iemand dichter bij zijn pensioen komt, wordt de beweeglijkheid kleiner. Niemand kan in de toekomst kijken, maar op basis van verschillende scenario’s zou het ook in het nieuwe stelsel mogelijk moeten zijn om in 40 jaar 70% en in 42 jaar 80% van het gemiddelde inkomen aan pensioen op te bouwen. Dit is echter alleen het geval wanneer een werkgever de maximale mogelijkheden die de nieuwe pensioenwet biedt, toezegt aan de werknemers. Niet te verwachten is dat het merendeel van de werkgevers dit ook zal doen. 

2. Waarom moest deze nieuwe pensioenwet er eigenlijk komen?

Pensioenfondsen hebben als belangrijkste taak dat zij hun deelnemers een bepaalde pensioenuitkering beloven. Vanwege de lage rente van de afgelopen jaren moesten de pensioenfondsen meer geld aanhouden als buffer. Daardoor konden zij pensioenen niet meer indexeren en moesten zij ze soms zelfs verlagen. Zo zagen gepensioneerden met een ABP-pensioen hun koopkracht dalen met 20%. Er zijn ook andere redenen voor de nieuwe pensioenwet. Pensioenfondsen moeten door de steeds hogere levensverwachting steeds langer pensioen uitkeren. En door een toenemende vergrijzing van deelnemers zijn er steeds minder deelnemers die pensioenpremie betalen. 

3. Wanneer gaan de nieuwe pensioenregels in?

Als uiterlijk in 2028 de nieuwe pensioenregels gaan gelden, mag vanaf dat moment alleen nog pensioen volgens die nieuwe regels worden gespaard. Wat er met het opgebouwde pensioenvermogen gebeurt, hangt af van waar het pensioen wordt opgebouwd (zie ook het kader Soorten pensioeninstellingen). Het is de bedoeling dat al het pensioenvermogen dat bij de bedrijfstakpensioenfondsen is gespaard, mag worden omgezet naar het nieuwe stelsel. Dit heet invaren. De nieuwe opbouw vindt plaats met de regels van het nieuwe systeem. 

Invaren is niet van toepassing voor pensioenregelingen die lopen bij een verzekeraar. Dit omdat pensioenverzekeraars, in tegenstelling tot bedrijfstakpensioenfondsen, geen pensioenreserves hoeven aan te houden. Bij verzekeraars is al sprake van individuele pensioenpotten. 

Pensioenfondsen hoeven niet te wachten tot de uiterste deadline, zij mogen ook eerder overgaan op het nieuwe stelsel. De bij bedrijfstakpensioenfondsen lopende pensioenovereenkomsten worden tussen 2024 en 2028 omgezet (ingevaren) in de nieuwe regeling. 

4. Wat verandert er? En wat betekent dat voor de hoogte van mijn pensioen?

De meeste pensioencontracten zullen worden omgezet in de solidaire premieovereenkomst. Hierin belegt het betreffende pensioenfonds de premies van alle deelnemers op basis van één beleggingsbeleid. Om financiële tegenslagen op te vangen wordt een financiële buffer aangehouden. Omdat er maar één pensioenpot is, lopen alle deelnemers hetzelfde risico op een hoger of lager rendement. De pensioenuitkering zal altijd variabel zijn en zal dus variëren in hoogte. 

Naast de solidaire variant komt er ook een flexibele premieovereenkomst. Hierin heeft elke deelnemer zijn eigen pensioenpotje. Alle positieve of negatieve beleggingsrendementen worden direct verwerkt in dit persoonlijke pensioenkapitaal. Afhankelijk van de inrichting van de regeling heeft de deelnemer meer keuze in de manier waarop wordt belegd en kan worden gekozen voor een vaste of variabele pensioenuitkering. 

Voor werknemers die pensioen opbouwen in een (beschikbare) premieregeling is het net iets anders geregeld. Bij deze regelingen is nu de premie voor een jongere werknemer lager dan voor een oudere werknemer. Dit is een leeftijdsafhankelijk premie. Maar ook hier wordt het anders. Iedere nieuwe werknemer, jong en oud, gaat vanaf 2028 eenzelfde pensioenpremie in de eigen pensioenpot stoppen.

Binnen het nieuwe stelsel wordt het nabestaandenpensioen (partnerpensioen en wezenpensioen) aangepast. Het partnerpensioen kan onder de nieuwe regeling maximaal 50% van het pensioengevend salaris bedragen en is niet meer afhankelijk van het aantal dienstjaren en de opbouw van het ouderdomspensioen. Onder het huidige pensioenstelsel bedraagt het nabestaandenpensioen maximaal 70% van het bij de werkgever opgebouwde ouderdomspensioen. Kijk maar eens op www.mijnpensioenoverzicht.nl om te zien wat bij je overlijden aan nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd (opgebouwd bij je huidige en vorige werkgevers). 

5. Wat moet er allemaal gebeuren voordat het pensioen is aangepast aan de nieuwe regels?

Voor werknemers bij wie de pensioenregeling is ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds zullen de werkgevers samen met de sociale partners en de vakbonden (CNV, FNV, Novag, De Unie) bepalen hoe de nieuwe pensioensregeling eruit gaat zien. 

Werkgevers en werknemers met een pensioenregeling bij een verzekeraar moeten samen drie vragen beantwoorden:

  • Naar welk type pensioencontract stappen ze over: de flexibele of de solidaire premieregeling?
  • Hoe hoog wordt de toegezegde premie?
  • Worden alle opgebouwde pensioenrechten ‘ingevaren’ in de nieuwe regeling?
    Om daar een goed antwoord op te geven, moet er eerst uitgezocht worden wat de gevolgen zijn van elke keuze. Op de website www.werkenaanonspensioen.nl staat heel veel informatie en vind je allerlei stappenplannen.

6. Klopt het dat de overgang nadelig is voor mensen tussen de 40 en 50 jaar?

Binnen het huidige pensioenstelsel wordt bij de bedrijfstakpensioenfondsen de pensioenopbouw van ‘ouderen’ deels bekostigd door de ‘jongeren’. Door het afschaffen van deze zogeheten ‘doorsneepremie’ (zie kader Wat is de doorsneepremie) wordt de voor een werknemer ingelegde pensioenpremie niet langer herverdeeld, maar komt deze ten goede aan de eigen persoonlijke pensioenpot. Dit klinkt goed, maar de groep werknemers die ongeveer halverwege het werkzame leven is, heeft op basis van het huidige pensioenstelsel ‘te weinig’ opbouw gekregen voor hun premie-inleg, maar krijgt in de tweede helft van hun loopbaan niet meer ‘te veel’ opbouw, omdat deze methode wordt afgeschaft onder het nieuwe pensioenstelsel. De vraag is of, en zo ja, in welke mate de deelnemers in de leeftijdsgroep van 40- tot 50-jarigen moeten worden gecompenseerd. Uit berekeningen van het CPB en 13 pensioenfondsen bleek dat het verwachte pensioen van deze groep werkenden door de voordelige effecten van het nieuwe pensioenstelsel per saldo hoger zal zijn. In dat geval is geen compensatie nodig. Als een bepaalde leeftijdsgroep toch nadeel ondervindt, zullen extra maatregelen genomen worden om deze groep te compenseren, bijvoorbeeld door de overwaarde van het pensioenfonds in te zetten. Dat kan doordat fondsen in het nieuwe stelsel immers minder geld achter de hand hoeven te houden. Compensatie kan ook met een premieverhoging. Dan betalen werkgevers ook een deel mee. Per pensioenfonds zal hierover een beslissing genomen moeten worden. De vakbonden, werkgevers en pensioenfondsen maken samen de keuze voor een oplossing.

7. Kan mijn werkgever mij compenseren voor verlies aan pensioenopbouw?

Een werkgever kan binnen en buiten de pensioensfeer compensatie geven voor verlies van pensioenopbouw. Binnen de pensioensfeer kan dit door extra premies te betalen. Pensioenfondsen kunnen daarnaast compensatie (gedeeltelijk) financieren vanuit de ‘huidige’ gereserveerde vermogens (in de vorm van een ‘compensatiedepot’). Voor werkgevers met een pensioenregeling bij een verzekeraar of PPI geldt die mogelijkheid niet, omdat verzekeraars geen gereserveerd vermogen binnen de pensioenregeling hebben. Wel kan de werkgever de werkgeversbijdrage aan de pensioenregeling verhogen, bijvoorbeeld 50% werkgever en 50% werknemer naar 60/40 of 70/30, et cetera. 

8. Kan ik bezwaar maken tegen het nieuwe pensioenstelsel?

Het is nog veel te vroeg om juridische acties te starten. Eerst moet duidelijk zijn of de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel opgebouwde pensioenrechten aantast en in welke mate dat het geval is. Dit staat op dit moment nog allesbehalve vast. Het is namelijk ook mogelijk dat een deelnemer een hogere pensioenuitkering krijgt. Op basis van het nieuwe pensioensysteem zullen pensioenuitkeringen namelijk eerder worden geïndexeerd dan onder het huidige stelsel het geval is. Al met al schiet niemand er iets mee op door nu alvast bezwaar te maken bij zijn pensioenfonds.

9. Klopt het dat je eenmalig een bedrag op kunt nemen uit de persoonlijke pensioenpot? Zo ja, op welk moment?

Ja, dat klopt. De afkoopwaarde bedraagt maximaal 10% van de waarde van het ouderdomspensioen. Dit betekent uiteraard wel een iets lagere levenslange pensioenuitkering. De afkoop mag plaatsvinden op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, of in februari van het kalenderjaar na het jaar dat het pensioen ingaat. De afkoopsom wordt belast tegen het normale loonbelastingtarief. De pensioenuitvoerder zal de belasting inhouden en afdragen. Let op: als je dit doet, mag je de pensioenuitvoerder niet vragen om de uitkering van je pensioen te laten variëren binnen de verhouding 100:75. Een hoog-laagconstructie behoort dan niet meer tot de mogelijkheden. Ook is toestemming van de partner nodig als het partnerpensioen door de afkoop lager wordt. Verder mag het reguliere ouderdomspensioen door de afkoop niet onder de afkoopgrens van €595 (bedrag 2023) uitkomen. Deze afkoop is ook mogelijk voor ondernemers die nog een bedrag aan pensioen in eigen beheer hebben staan in hun BV. Naast afkoop van de lijfrente in eigen beheer kunnen ook individuele lijfrenteverzekeringen en lijfrentebankspaarregelingen worden afgekocht. De mogelijkheid om bij ingang 10% van de waarde af te kopen, geldt niet voor een oudedagsverplichting (ODV). Een oudedagsverplichting is ontstaan door een omzetting van een pensioen in eigen beheer door de eigenaar van een BV. 

10. Kan ik nog eerder stoppen met werken?

Voor mensen met een ‘zwaar beroep’ wordt het mogelijk om vervroegd te stoppen met werken. Dit is bij het pensioenakkoord in 2019 afgesproken. Dit akkoord tussen werkgevers- en werknemersorganisaties geeft mensen met zware beroepen de kans om 3 jaar eerder met pensioen te gaan dan hun AOW-leeftijd. Binnen deze regeling kunnen werkgevers een jaarlijkse bruto-uitkering aanbieden die overeenkomst met een netto AOW-uitkering (zie hiervoor www.aow.nl). 

11. Hoe zit het met doorwerken in combinatie met het later ingaan van het pensioen?

Extra inkomen naast de AOW heeft geen gevolgen voor de hoogte hiervan. Wel kan het invloed hebben op mogelijke toeslagen die je ontvangt. Neem voor vragen hierover contact op met je financieel adviseur. 

Wil je doorwerken na je pensioen, dan kun je het volgende doen:

  • Je pensioen laten ingaan op de pensioengerechtigde leeftijd, zoals die in het pensioenreglement staat. Deze leeftijd kan afwijken van de AOW-leeftijd. Je krijgt dan gewoon je pensioenuitkering naast je salaris (en AOW als je al AOW-gerechtigd bent).
  • Je pensioen uitstellen. Kies je hiervoor? Dan wordt je uitkering iets hoger op het moment dat je het pensioen daadwerkelijk laat ingaan.
  • Eerst een lagere pensioenuitkering kiezen en later een hogere. Omdat je toch nog salaris krijgt, heb je misschien nog geen volledige pensioenuitkering nodig. Je kunt dan kiezen voor een lagere pensioenuitkering in het begin. Je uitkering wordt dan hoger na de afgesproken periode.

Maar let goed op! Deze keuze is eenmalig. 

12. Moet je verplicht mee naar het nieuwe pensioenstelsel of kun je ook kiezen voor het oude?

Een bestaande pensioenregeling kan voor de huidige werknemers worden voortgezet. In elk geval tot 1 januari 2028, zolang de pensioenregeling niet op belangrijke punten wordt gewijzigd, bijvoorbeeld het wijzigen van de pensioenaanspraak van een middelloonregeling naar een beschikbare premieregeling. Wanneer dit gebeurt, moet worden voldaan aan de nieuwe regels van de Wet toekomst pensioenen. De huidige pensioenregelingen kunnen qua vorm blijven bestaan, zolang deze niet worden ingevaren in het nieuwe systeem. Voor de bestaande groep werknemers kan de bestaande pensioenregeling worden voortgezet, maar voor de nieuwe werknemers geldt een nieuwe regeling op basis van de Wet toekomst pensioenen. Dit betekent dat in de praktijk een werkgever 2 verschillende pensioenregelingen kan hebben. Dit zou de doorstroom van werknemers naar een nieuwe werkgever kunnen belemmeren. 

13. Moet ik nu zelf nog iets doen?

Als werknemer ben je afhankelijk van wat de werkgever en/of de sociale partners met elkaar overeenkomen. Je kunt wel je stem laten horen bij de ondernemingsraad en/of werknemersvertegenwoordiging. Als werkgever met een pensioenregeling bij een verzekeraar, is het verstandig om niet (te lang) te wachten met het herzien van de arbeidsvoorwaarde ‘pensioen’. Dit speelt al direct wanneer het huidige pensioencontract op korte termijn afloopt. De werkgever kan daarmee nu al voorsorteren op het nieuwe pensioenstelsel. Een werkgever die voor de inwerkingtreding van het nieuwe pensioenstelsel een regeling met een leeftijdsafhankelijke premie heeft, mag na de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel een leeftijdsafhankelijke staffel blijven hanteren voor de huidige werknemers (en voor werknemers die tot 31 december 2027 in dienst komen). Hiermee kan door de werkgever een oplossing worden geboden in het vraagstuk ‘compensatie’.

R.A. Wernsen CFP® MFP is zelfstandig financieel planner, (mede-)eigenaar van Financial Planning 4 All (www.ramonwernsen.nl) en Profit Planner (www.profitplanner.nl) en als vermogensplanner verbonden aan Vermogensbeheer.nl (www.vermogensbeheer.nl).

SOORTEN PENSIOENINSTELLINGEN 

Meer dan 80% van de werknemers is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds (ambtenaren zitten bijvoorbeeld bij ABP en zorgpersoneel bij Zorg en Welzijn) die een middelloonregeling hebben. Dit betekent dat zij over het gemiddelde van hun salaris tijdens hun diensttijd pensioen opbouwen. De overige pensioenregelingen zitten bij verzekeraars die veelal een pensioenregeling voeren op basis van een beschikbare premie. Hierbij staat niet de uitkering vast, maar wordt de pensioenpremie belegd en is de pensioenuitkering afhankelijk van de ingelegde premies en het beleggingsresultaat en de marktrente op het moment van het omzetten van het pensioenkapitaal naar een levenslange uitkering. Een hele klein groep zit bij een algemeen pensioenfonds of een zogeheten premie-pensioeninstelling (PPI). 

WAT IS EEN DOORSNEEPREMIE? 

Bij de huidige uitkeringsovereenkomsten, zeg maar het traditionele, min of meer gegarandeerde pensioen, bouwt iemand van 25 jaar met elke ingelegde euro net zoveel pensioen op als iemand van 60. Elke ingelegde €100 is dan goed voor bijvoorbeeld jaarlijks €10 aan levenslang pensioen. Dit noemen we de ‘doorsneepremie’. Dat is niet fair, want de ingelegde €100 van de 25-jarige rendeert veel langer en zou dus, zeg, €20 aan pensioen moeten opleveren en de ingelegde €100 van de zestiger maar €5. Door deze manier van rekenen subsidiëren de jongere werknemers dus de pensioenen van de oudere werknemers. In het nieuwe stelsel is het verband veel directer en eerlijker. Naarmate een euro langer rendeert, levert die méér pensioen op.